Wil je omgevingskwaliteit in een nieuw gebied, zoals het CID, dan kijk je naar de ‘herkomstwaarde’: je ontwerpt in relatie tot wat er nu is. Je neemt de belevingswaarde (hoe voelen mensen zich er?) en de gebruikswaarde (wat doen mensen er?) mee naar de ‘toekomstwaarde’ van het nieuwe gebied. “Komende 25 jaar zal hier veel veranderen, waardoor je het niet meer zal herkennen. Dat is een schrikbeeld als je niet weet hoe het zich verhoudt tot het bestaande”, stelt expert stedenbouw Richard Koek van de gemeente Den Haag.
Het huidige profiel van Den Haag is een groene stad aan zee, met grote diversiteit en maatschappelijke betrokkenheid, een internationale stad van vrede en recht, een regeringscentrum en ‘stedelijk in de menselijke maat’. In 2050 moet de stad zich ontwikkeld hebben in een sociaaleconomische balans, gegroeid binnen de beperkte ruimte maar mét kwaliteit, binnen een verandering die de stad aankan.
Richard noemt vijf ‘bewegingen’ richting de stad van de toekomst.
Tegen het oude centrum wordt in feite een tweede, maar modern centrum gebouwd. Ook hier zijn er combinaties van wonen, werken, winkelen en uitgaan. Door auto’s hier te weren, ontstaat ruimte voor ontmoeting, samenwerken, groen en recreatie. De voetganger komt in dit gebied op nummer één, gevolgd door de (brom)fiets en het OV. Richard: “In zo’n gebied kán niet iedereen meer een eigen auto hebben. Het CID zal mensen aantrekken die lopend of met het OV reizen.”
Er komt iets nieuws, maar rekening houdend met wat er was. Bij aanleg van de vele kabels in de grond worden bomen gespaard. Voor waterberging komt ook meer ruimte, om voorbereid te zijn op hitte of juist hevige regenval door klimaatverandering.
In de ‘Agenda Ruimte voor de stad’ uit 2016 werd het CID als eerste genoemd, als gebied zo groot als het centrum, waar rond de intercitystations verdichting kan komen. In de structuurvisie voor het CID uit 2021 staan de kerndoelen voor het CID beschreven:
In het CID moet rust, reuring én ruis naast elkaar kunnen. Aandacht voor voorzieningen, ontmoeting en ontspanning is er in de ‘plint’, de begane grond van de geplande hoogbouw. Op ooghoogte moeten er levendigheid en functies komen, is het idee, zodat het ’s avonds geen nare omgeving is en mensen elkaar kunnen ontmoeten.
Op zwart-wit foto’s van het gebied is te zien hoe vanaf de jaren zestig, met onder andere de bouw van het nieuwe Bezuidenhout en de opkomst van de auto, steeds meer beslag werd gelegd op de ruimte. Groen en natuur werden nauwelijks meegenomen in plannen. De stedelijke keuzes van toen, zoals de verharding van het Anna van Buerenplein, werken nu nog door. Toch ziet hij ruimte voor groen, zoals de recente verbeteringen aan de wandelroutes in de Koekamp en de mogelijkheid om het Koningin Julianaplein beter hiermee te verbinden.
Volgens Albert moeten lange lijnen en zoveel mogelijk groen de uitgangspunten zijn bij nieuwe projecten. Verharding kan alleen wanneer strikt noodzakelijk. Deze benadering is vrij nieuw: vroeger werd verharding altijd nuttig bevonden. Bomen hebben een doorslaggevende rol voor een mooie omgeving, maar ook voor schaduw en het ecosysteem. Waar het kan, moet de stad bomen planten. Voorwaarde hiervoor is de ondergrondse ruimte.
Ook biodiversiteit moet bij nieuwe initiatieven het vertrekpunt zijn. Samen met de Wageningen Universiteit (WUR) onderzoekt Den Haag een goede mix van planten en bomen, die bij een stad passen. Den Haag moet zuinig zijn op de bestaande groene plekken. Bodembeheer is daarbij belangrijk: er moet voldoende geld hiervoor zijn, ook waar particuliere ruimte in publieke ruimte overloopt.
Hoewel historische keuzes hun stempel hebben gedrukt op de stad, is er perspectief op een vernieuwde aanpak die gericht is op biodiversiteit, samenwerking en zorgvuldig bodemgebruik. De weg naar een groene en biodiverse stad vraagt inzet en samenwerking, maar Den Haag zet zich in voor een prominente plek voor flora en fauna.
Een bewoner vroeg zich op de CID Dag af of er gemeentelijk geld is voor het ‘vergroenen’ van balkons, naast de bomen die jaarlijks worden weggegeven. Dat is er nu niet, maar wordt als idee meegenomen. Een zorg betrof de beperkte personeelscapaciteit voor onderhoud: “Hoe pak je dat aan met maar vijf beheerders voor sommige plekken?” Albert benadrukte dat er ook gekeken wordt naar het gebruik van planten die minder onderhoud vragen. Een andere zorg ging over gebruik van kunststof als enige beschikbare optie voor bepaalde materialen: hoe verantwoord je dat naar volgende generaties? Albert: “Ondanks de beperkingen zoeken we voortdurend naar duurzamere alternatieven.”
Dit e-zine werd gemaakt in opdracht van de gemeente Den Haag door een team van On the Spot, dé congresverslaggevers.
Redactie en eindredactie: René Lamers
Film: Walter van Polanen
Vormgeving/webbouw: Lisanne Gottenbos
www.on-the-spot.nl